Voorbij alle horizonnen liggen de landen van de Gran Terre, de Wijdere Wereld. Het zijn immense continenten met steden van een miljard inwoners. Kathedralen reiken daar zestien mijl de hemel in en iedere bedelares kan een vermomde godin zijn, met zeer speciale ideeën over de juiste grootte van een aalmoes.
Al onze landen en oceanen zijn voor Gran Terranen niet meer dan miezerige eilandjes in een binnenzee.
Alleen de schaduwschepen van de Hanze kunnen door de vouwen tussen de werelden varen. Ze arriveren met ruimen vol drakeneieren en vurige salamanders in asbestpotten. Er zijn kisten met lokfluitjes om doden uit hun graf te roepen, sjaals die je een half uur onzichtbaar maken. Op de terugreis nemen ze uzi’s mee, want kogels hebben geen boodschap aan een onkwetsbaarheidsspreuk. Of Barbies om als voodoopop te dienen, armbanden van het kostbaarste plastic.
Onze wereld, de Oudlanden, vormen de naaf van dat reusachtige wiel van continenten. Hoe verder je de Gran Terre in reist, hoe krachtiger magie wordt. Bovendien is er nog een tweede effect: naar het noorden toe verloopt de tijd steeds sneller terwijl hij diep in het zuiden zo goed als stilstaat.